Intermitterend vasten bij borstkanker


 
Intermitterend vasten kan bijdragen aan het verminderen van chemotherapie-toxiciteit en het verhogen van de kwaliteit van leven tijdens borstkankertherapie. Onderzoekers selecteerden tien studies voor hun review. Vrouwen waren ten tijde van de diagnose tussen de 27 en 78 jaar. Alle stadia van de tumorontwikkeling werden geïncludeerd.

 
Het werd al snel duidelijk dat er vele manieren van intermitterend vasten worden toegepast in klinische studies. Bij het zogenaamde time restricted feeding (TRF) eten mensen gedurende een aantal uren per dag niet. Verder worden er ook langere perioden van vasten aangehouden, zoals om de dag vasten, vasten gedurende twee dagen per week en periodiek vasten (> 2 dagen). Dit maakt het moeilijk om de verschillende onderzoeken met elkaar te vergelijken.

De onderzoekers vonden echter dat intermitterend vasten veilig de toxiciteit van de gebruikte chemotherapie kon verminderen. Ook bijwerkingen als gevolg van de chemotherapie namen af. Vrouwen hadden minder last van vermoeidheid, misselijkheid en hoofdpijn. DNA-schade aan gezonde cellen nam af, terwijl de suikerstofwisseling verbeterde. TRF gedurende 14 uur per dag werd toegepast en toonde goede resultaten.

Volledig vasten vanaf 36 uur voor de chemotherapie tot 24 uur na de therapie verbeterde de effectiviteit van de therapie (vrouwen konden de therapie beter volhouden en er trad minder DNA-schade op aan gezonde cellen). Ook de kwaliteit van leven verbeterde iets ten opzichte van niet vasten.

Echter, kortere periodes van vasten, zoals TRF, hadden een groter effect op de kwaliteit van leven. Mogelijk omdat dit minder belastend is dan volledig vasten. Er werden geen effecten gevonden op de remissietijd door intermitterend vasten. De onderzoekers geven aan dat hier mogelijk langer lopende studies voor nodig zijn.

Auteur
Cindy de Waard
Referentie(s)
Anemoulis M, Vlastos A, Kachtsidis V et al. Intermittent Fasting in Breast Cancer: A Systematic Review and Critical Update of Available Studies. Nutrients 2023:15(3);532.
 
 
Verschenen in de nieuwsbrief van 16 februari 2023 Platform voor Voedingsgeneeskunde

Origineel weergeven