Toegevoegde suiker verhoogt kans op depressie
Een team van klinisch psychologen van de universiteit van Kansas stelt in een recente publicatie dat het consumeren van toegevoegde suikers metabole-, inflammatoire- en neurobiologische processen kan initiëren die kunnen leiden tot depressie. De studie werd gepubliceerd in het tijdschrift Medical Hypotheses.
Er is maar weinig onderzoek beschikbaar over de impact van suiker op mentale gezondheid. Er is echter ruim bewijs voor de verstorende invloed van een hoge suikerinname op diverse metabole-, inflammatoire- en neurobiologische processen. Veel van die effecten dragen specifiek bij aan het ontwikkelen en in stand houden van depressieve aandoeningen. Te denken valt aan systemische inflammatie, verstoring van de darmmicrobiota en het dopaminerge beloningssysteem, insulineresistentie, oxidatieve stress en het vormen van toxische ‘geavanceerde glycatie eindproducten’ ofwel AGEs.
De hypothese van de onderzoekers luidde dat toegevoegde suikers in staat zijn om de gevoeligheid voor zware depressie te verhogen, in het bijzonder bij hoge inname. In deze publicatie:
een samenvatting van het bestaande experimentele en epidemiologische onderzoek ten aanzien van suikerconsumptie in relatie tot depressiegevoeligheid;
een evaluatie van de impact van suikerinname op bekende depressogene fysiologische processen;
een toelichting op de klinische en theoretische implicaties van het verband tussen suiker en depressie.
De auteurs concluderen dat de literatuur de gestelde hypothese ondersteunt, namelijk dat toegevoegde suikers in de voeding een depressogene impact hebben. Ze stellen voor dat een beter begrip van het effect van suiker op lichaam en geest zal kunnen helpen bij het ontwikkelen van een nieuwe therapeutische en preventieve benadering van depressie.
Referentie(s)
Reis, D. J., et al. The depressogenic potential of added dietary sugars. Medical hypotheses, 2020, 134: 109421. https://doi.org/10.1016/j.mehy.2019.109421
Verschenen in de nieuwsbrief van 15 mei 2020 Platform voor voedingsgeneeskunde